De moord op minister Posthuma 1943


Dit verhaal is eerder verschenen op de website: www.oldhengel.nl

De moord op Pim Fortuyn was volgens zeggen de eerste politieke moord sinds 1672, de jaren van Johan de Witt en Willem van Oranje. Toch was er al eerder een politicus die om zijn mening werd vermoord. Dat was tijdens de Tweede Wereldoorlog en nog wel in de Achterhoek op de grens van Vorden, Ruurlo en Hengelo. Het betrof Folkert E. Posthuma, minister van Landbouw tijdens de Eerste Wereldoorlog in het kabinet Cort van der Linden. Later werd hij NSB-aanhanger, reden voor een communistische groepering hem te liquideren.

Folkert Evert Posthuma werd op 20 mei 1874 in Leeuwarden geboren en had gestudeerd aan de Landbouwhogeschool in Wageningen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog sprak heel Nederland over de minister van Landbouw, Handel en Nijverheid, F.E. Posthuma. Hij had de ondankbare taak om bij de toenemende schaarste voor een billijke distributie te zorgen. Ieder kreeg zijn broodkaart, zijn boter- en vetkaart en zijn bonboekje. Alleen bij inlevering van bonnen kon men een vastgestelde hoeveelheid brood, boter en andere schaarse artikelen kopen.

Zo wilde de minister verhinderen dat de rijken alles zouden opkopen en er voor de armen niets meer overbleef. Om zo lang mogelijk met de voorraden rond te komen, bepaalde Posthuma in april 1916 dat er geen bruin tarwebrood en wittebrood meer gebakken mochten worden. Alleen wie een medisch attest kon overleggen, mocht nog wittebrood eten. Het was opvallend hoeveel mensen plotseling met maagklachten bij de huisarts kwamen.

Posthuma kreeg de schuld van allerlei problemen rond de voedselvoorziening. Er was kritiek op diverse onzinnige maatregelen en hij kreeg ook de schuld van allerlei tegenvallers. Nu was hij ziek en verbleef voor herstel in Hotel Avenarius in Ruurlo, waar hij al elke zomer vertoefde.
In 1918 maakte het ministerie-Cort van der Linden plaats voor het kabinet van Ruys de Beerenbrouck, waardoor Posthuma minister-af was. Naast een woning in het westen had hij ook een gedeelte van de villa De Viersprong aan de Schuttestraat als vakantiewoning in bezit. In het andere deel woonde de pachter Bannink. Vlakbij woonde boer Smeenk. De woning lag op de grens van Hengelo, Vorden en Ruurlo. De woning behoorde in de oorlog tot Vorden, later was het grondgebied van Ruurlo.
Posthuma vervulde in de loop der jaren een groot aantal functies in tal van organisaties op landbouwkundig gebied. Later raakte hij verbitterd. Hij zocht zijn heil bij Mussert, maar werd geen lid van de NSB. Eind mei 1940 bood hij zijn diensten aan bij Mussert, die ervoor zorgde dat de oud-minister ook onder de aandacht van Seyss-Inquart kwam. In maart 1941 resulteerde dit in zijn benoeming tot voorzitter van de Commissie voor de Productieslag, die al snel de Commissie Posthuma werd genoemd. Daarin namen de voorzitters van de voornaamste landbouworganisaties zitting. Samen moesten ze zorgen voor een zo groot mogelijke productie en een goede samenwerking tussen de boerenorganisaties.
De positie van de commissie verzwakte na een half jaar onverwacht door de machtsuitbreiding van het Agrarisch Front. Deze organisatie had nauwere relaties met de Duitsers en dit resulteerde in oktober 1941 in de oprichting van de Landstand. Dat werd de enige toegestane organisatie op agrarisch terrein.
Posthuma kwam zo opnieuw buitenspel te staan. Later werd hij benoemd tot gemachtigde van de Leider voor Landbouw en Visserij. Het NSB-kabinet moest een formeel rechtvaardig tintje geven aan de Duitse bezetting. In de praktijk liep dit kabinet volledig aan de leiband van de Duitsers.
Zijn belangrijkste verdienste als gemachtigde was dat hij de belangen van de verzekeringsorganisatie ‘Brandwaarborg Onderlingen’ met succes verdedigde tegenover Musserts concurrent Rost van Tonningen. Deze wilde ‘Onderlingen’ centraliseren en de fondsen in handen spelen van een Duitse verzekeringsmaatschappij. Posthuma stuurde alle belanghebbenden een brief waarin hij tegen dit gevaar waarschuwde. Enkele dagen na deze brief werd hij vermoord.

Verantwoordelijk voor de moord was CS-6, een communistische verzetsgroep. Behalve de kleinere groepen waren het vooral de Raad van Verzet (RVV) en de Landelijke Knokploegen die zich het uitvoeren van georganiseerde zware sabotage ten doel stelden. Deze twee vormden het guerilla-element in het georganiseerde verzet. De Raad van Verzet werd kort na de April-Meistakingen van 1943 opgericht. Jan Thijssen was de belangrijkste figuur. Najaar 1943 sloot zich ook Gerrit Jan van der Veen zich bij de RVV aan, waardoor er een relatie ontstond tussen de RVV en de persoonsbewijzencentrale (PBC). Een van de bekendste leden was Hannie Schaft, "het meisje met het rode haar". In totaal telde de RVV zo'n 1000 leden.
Reina Prinsen Geerligs was lid van verzetsgroep CS-6, genoemd naar haar eerste adres: Corellistraat 6 in Amsterdam. Het was een jonge groep mensen, meest studenten, ontstaan in de loop van 1942. De groep kreeg contact met het Militair Contact en de communistische arts dr. Gerrit Kastein, die al voor de oorlog communisten had geholpen uit Duitsland te ontkomen. CS-6 pleegde onder meer aanslagen op depots van inbeslaggenomen radio's, spoorlijnen waarop joden werden gedeporteerd, de Hollandse Schouwburg in Amsterdam, waar gearresteerde joden moesten wachten op hun deportatie naar Westerbork en het NSB-studentenhuis in Amsterdam.
CS-6 heeft ook grote activiteit ontplooid bij het liquideren van Nederlandse nazi's (of aanhangers) wier daden direct gevaar opleverden voor het verzet of bepaalde groepen Nederlanders. In de periode februari – augustus 1943 pleegde de groep zeven aanslagen.
De belangrijkste was generaal H.A. Seyffardt, neergeschoten op 5 februari 1943 door Jan Verleun. Seyffardt, van 1929 tot 1934 chef van de generale staf van het Nederlandse leger, was commandant van het Nederlandse Vrijwilligerslegioen, dat troepen aan Hitler leverde voor het Oostfront. Op 1 februari had Mussert een soort schaduwkabinet samengesteld. Daarin had Seyffardt ook zitting, en velen waren bevreesd dat hij in een toekomstige regering-Mussert de algemene dienstplicht voor de Duitse oorlogsvoering zou invoeren. Seyffardt stierf 6 februari en kreeg een pompeuze begrafenis. De Duitsers lieten als represaille 600 studenten oppakken.
De reeds genoemde Kastein schoot op 9 februari de secretaris-generaal van het departement van volksvoorlichting, mr. H. Reydon met zijn vrouw neer. Reydon overleed enkele maanden later. Kastein werd gegrepen, maar pleegde zelfmoord.

Het was deze CS-6 groep die verantwoordelijk was voor de moord op Posthuma. Hij had al vaak het advies gekregen om een lijfwacht in te huren, maar daar wilde hij niets van weten. Op de avond van donderdag 3 juni 1943 zat hij met zijn vrouw in de serre. Rond 20.00 uur kwam Jan Verleun op de fiets bij de Schuttestraat aan, waar hij zijn vervoermiddel tegen een telefoonpaal plaatste. Hij voerde deze eenmansactie uit in opdracht van Hans Katan, een van de leiders van CS-6. Bij de telefoonpaal knipte hij de draad door, zodat er vanuit de villa niet meer gebeld kon worden. Vervolgens zocht hij een weg door de rododendrons naar de villa. De nietsvermoedende Posthuma heeft de verzetsman zien staan, maar toen was het al te laat. Verleun schoot met een revolver op de borstkas van Posthuma die vervolgens opstond om naar de telefoon te lopen. Hierop volgde een tweede schot dat hem in de rug raakte. Hij overleed kort na de aanslag. Verleun vluchtte na de aanslag op zijn fiets richting Ruurlo. Hij gooide de revolver weg ter hoogte van de boerderijen van de families Kleine en Zieverink.

Waarom CS-6 Posthuma op de lijst had gezet, is nooit helemaal duidelijk geworden. De voormalige minister was niet zo’n belangrijk figuur. Het illegale blad Het Parool dacht daar anders over.

Na de aanslag werd er gedurende twee dagen honderd man politiepersoneel ingezet voor surveillance en huiszoeking in boerderijen in een gebied met een straal van 10 km rond De Viersprong. Dit onderzoek leverde niets op. Onderduikers bij nabijgelegen boerderijen wisten tijdig te ontkomen. Mussert stuurde nog zijn lijfwacht naar Vorden om de dader op te sporen, maar ook deze slaagde daar niet in.
De Duitsers hebben niet al te veel werk van de moord gemaakt. Ook niet toen men er niet in slaagde om de dader te pakken te krijgen. Er zijn geen represailles gevolgd en geen mensen gegijzeld uit wraak om deze aanslag, zoals wel vaker gebeurde. Posthuma was geen Duitser en voor hen niet bijzonder interessant.
Alleen in NSB-kring werd getreurd om de dood van Posthuma. Mussert stuurde als blijk van medeleven een krans, maar daar was mevrouw Posthuma niet erg mee vereerd. Hij werd ter aarde besteld op de Algemene Begraafplaats in Ruurlo. Tijdens de begrafenis liet zij de kist dragen door buurtgenoten.
Mevrouw Posthuma vertrok kort na de begrafenis naar De Viersprong aan de Schuttestraat tot ca. 1948. Daarna kwamen er mensen van de Nederlandsche Heide Maatschappij in te wonen.


De meeste leden van de CS-6 groep waren al in de loop van 1943 opgepakt en op 30 september 1943 gefusilleerd. De 24-jarige Johannes Adrianus Joseph Verleun werd op 4 november 1944 gearresteerd en op 6 januari 1945 ter dood veroordeeld. Het vonnis werd de volgende ochtend voltrokken.

Bronnen: Geschiedenis van het verzet 1940-1945/ J.Buitkamp / 1990
Daar midden in de Graafschap / W.J.M. Hermans / 2001
De harmonica bleef vijf jaar stil / J. Oonk – B. Leuverink / 1995
Vorden tijdens de bezetting / R. Ellenkamp / 1997

Artikel geplaatst door H.M.Somsen nov.2018